In de periode van 1999 tot 2021 hebben de ombudsmannen voor de Pensioenen 59 aanbevelingen gericht aan de wetgever om de pensioenwetgeving te verbeteren en aan te passen aan de sociaaleconomische evoluties.
Hieronder vindt de lezer de lijsten van de momenteel nog relevante aanbevelingen per categorie
1. Aanbeveling 1999/1 Aanpassing van de reglementering betreffende de betaling per overschrijving van de uitkeringen betaald door de Rijksdienst voor Pensioenen en de erop gebaseerde overeenkomsten
2. Aanbeveling 1999/3 Het wegwerken van het verschil in de toepassing van het principe van de eenheid van loopbaan tussen de pensioenregeling voor werknemers en die voor zelfstandigen
3. Aanbeveling 1999/4 Ambtshalve toekenning van de pensioenrechten bij het bereiken van de pensioenleeftijd
4. Aanbeveling 2000/2 In de regeling voor zelfstandigen het onderzoek van het recht op een overlevingspensioen uit hoofde van een vorige echtgenoot bij ontbinding van het nieuwe huwelijk niet meer afhankelijk maken van een nieuwe aanvraag (Geactualiseerd)
5. Aanbeveling 2000/7 Het aanstellen van informatieambtenaren bij de Pensioendiensten
6. Aanbeveling 2001/3 Pensioenbijslag voor zelfstandigen: geen gemotiveerde beslissing
7. Aanbeveling 2001/4 Ambtshalve herziening: onregelmatigheid en materiële vergissing versus dwaling omtrent het recht of de feiten
8. Aanbeveling 2001/5 Rechtzetting van een dwaling omtrent het recht: dezelfde terugwerkende kracht
9. Aanbeveling 2002/2 Inzake cumulatie van pensioenen met vervangingsinkomens: zoals in de regeling voor werknemers en die voor zelfstandigen, ook in de regeling voor de openbare sector het pensioen slechts schorsen gedurende de periode dat de gepensioneerde een vervangingsinkomen geniet Zie Jaarverslag 2006, p. 192 Zie Jaarverslag 2007, p. 172
10. Aanbeveling 2002/4 Inkomensgarantie voor ouderen (IGO) – personen opgenomen in hetzelfde rusthuis, rust- en verzorgingstehuis of psychiatrisch verzorgingstehuis Zie Jaarverslag 2004, p. 164
11. Aanbeveling 2002/5 Inzake de toegelaten beroepsactiviteit voor gepensioneerden: de sanctie wegens het niet afleggen van een voorafgaande verklaring afschaffen of beperken tot één twaalfde van het jaarinkomen uit beroepsactiviteit Zie Jaarverslag 2005, p. 148 Zie Jaarverslag 2006, p. 194 (werknemers en ambtenaren) Zie Jaarverslag 2007, p. 173 (zelfstandigen) Zie Jaarverslag 2013, p. 122
12. Aanbeveling 2003/1 Inzake de ingangsdatum van het rustpensioen dat laattijdig aangevraagd wordt door gerechtigden die in het buitenland wonen: het pensioen altijd laten ingaan op de eerste dag van de maand volgend op die waarin de pensioenleeftijd bereikt werd Zie Jaarverslag 2005, p. 155 (werknemers) Zie Jaarverslag 2007, p. 169 (zelfstandigen)
13. Aanbeveling 2003/2 Inzake het drempelbedrag waaronder een pensioen als werknemer of zelfstandige niet toegekend wordt: in geval van gemengde loopbaan als werknemer en zelfstandige het pensioen dat kleiner is dan het drempelbedrag tóch toekennen als de som van de pensioenen als werknemer en zelfstandige het drempelbedrag overschrijdt (Geactualiseerd en uitgebreid); Jaarverslag 2005 Zie Jaarverslag 2006, p. 191
14. Aanbeveling 2003/3 Inzake oudere werknemers die een beroepsactiviteit als zelfstandige beginnen om aan de werkloosheid te ontsnappen: bij een terugkeer naar de werkloosheid de gelijkstelling van deze nieuwe periode van werkloosheid met een periode van beroepsactiviteit mogelijk maken op basis van het laatst verdiende loon als werknemer Zie Jaarverslag 2005, p. 156
15. Aanbeveling 2003/5 Inzake de betaling van de pensioenen in het buitenland: de betaling op een persoonlijke rekening bij een financiële instelling mogelijk maken in zoveel mogelijk landen Zie Jaarverslag 2004, p. 162 Zie Jaarverslag 2005, p. 157 Zie Jaarverslag 2007, p. 170 Zie Jaarverslag 2008, p. 98 Zie Jaarverslag 2013, p. 145
16. Algemene aanbeveling 2004/1 Inzake de inkomensgrenzen voor de cumulatie van een pensioen met een beroepsactiviteit: in alle pensioenregelingen zoals vroeger hetzelfde criterium hanteren om het al dan niet toegelaten karakter van de beroepsactiviteit te evalueren, ofwel gaat het om de inkomsten per kalenderjaar ofwel gaat het om de inkomsten verworven gedurende de periode van effectieve beroepsactiviteit die respectievelijk vergeleken worden met een jaargrens of een pro rata van die jaargrens Zie Jaarverslag 2007, p. 166 Zie Jaarverslag 2013, p. 111
17. Aanbeveling 2004/3 Inzake het minimumpensioen voor een gemengde loopbaan in de regeling voor werknemers: dit minimumpensioen mee laten evolueren met het minimumpensioen voor zelfstandigen Zie Jaarverslag 2007, p. 167
18. Aanbeveling 2004/4 Inzake de loopbaanvoorwaarde gesteld voor de opening van het recht op een vervroegd rustpensioen: in de pensioenregeling voor de zelfstandigen dezelfde samentelling van de Belgische loopbaanjaren met loopbaanjaren in het buitenland mogelijk maken als deze in de werknemersregeling en met dezelfde terugwerkende kracht Zie Jaarverslag 2005, p. 152 Zie Jaarverslag 2013, p. 111
19. Aanbeveling 2007/1 Inzake het wegwerken van ongewenste effecten van de wetgeving betreffende de pensioenbonus in het stelsel der werknemers en zelfstandigen in het geval van een gemengde loopbaan in de jaren die de ingangsdatum van het pensioen voorafgaan Zie Jaarverslag 2008, p. 199
20. Aanbeveling 2007/2 Inzake het wegwerken van de ongelijke behandeling van de cumulatie van een pensioen met een uitkering wegens loopbaanonderbreking of tijdskrediet teneinde palliatieve zorgen te verstrekken, voor ouderschapsverlof of voor het bijstaan of verstrekken van verzorging aan een lid van het gezin in de openbare sector enerzijds en in het stelsel der werknemers of zelfstandigen anderzijds Zie Jaarverslag 2007, p. 163 Zie Jaarverslag 2013, p. 111
21. Aanbeveling 2007/3 Inzake het wegwerken van de uiteenlopende gevolgen van een cumulatie van een overlevingspensioen met een vervangingsinkomen in het pensioenstelsel van de werknemers, zelfstandigen en in de openbare sector Zie Jaarverslag 2008, p. 200 Zie Jaarverslag 2013, p. 111
22. Aanbeveling 2009/3 Inzake toegelaten arbeid: enerzijds duidelijk in de pensioenreglementering definiëren wat verstaan moet worden onder “beroepsinkomen” en “per kalenderjaar” en anderzijds alle conclusies trekken uit de interpretatie die de voorkeur zal genieten meer bepaald inzake het (enkel en dubbel) vakantiegeld Zie Jaarverslag 2009, p. 122 Zie Jaarverslag 2013, p. 111
23. Aanbeveling 2010/2 Inzake de beperking van het overlevingspensioen tot het bedrag van de IGO tijdens de periode van cumulatie met een vervangingsinkomen: de bepalingen die deze beperking regelen in die zin aanpassen zodat duidelijk gesteld wordt of er al dan niet moet overgegaan worden tot de aanpassing van het beperkte bedrag van het overlevingspensioen tijdens de periode van cumulatie met een vervangingsinkomen aan de evolutie van het bedrag van de IGO buiten index Zie Jaarverslag 2010, p. 177 Zie jaarverslag 2013, p. 111
24. Aanbeveling 2004/2 Inzake de cumulatie van rustpensioenen van de openbare sector met een beroepsactiviteit: zoals in de regeling voor werknemers en zelfstandigen en bij voorkeur met terugwerkende kracht tot 1 januari 2002, in het jaar waarin de gepensioneerde 65 jaar wordt, het jaarinkomen vergelijken met een individuele jaargrens in functie van de verjaardag Geactualiseerd en uitgebreid – Jaarverslag 2005 Zie Jaarverslag 2006, p. 188 Zie Jaarverslag 2007, p. 167 Zie jaarverslag 2013, p. 111
25. Aanbeveling 2014/1 Inzake de betaling van het pensioen door de PDOS: de betaling op rekening als standaard instellen Zie Jaarverslag 2014, p. 95 Zie Jaarverslag 2016, p. 100
26. Algemene aanbeveling 2006/1 Inzake de verzaking aan de terugvordering van een schuld voorziet de wet deze mogelijkheid niet voor de Pensioendienst voor de Overheidssector (PDOS) terwijl deze mogelijkheid bestaat via de Raad voor uitbetaling van de voordelen in de stelsels van de werknemers en van de zelfstandigen Zie Jaarverslag 2007, p. 165 Zie Jaarverslag 2009, p. 124 Zie Jaarverslag 2016, p. 100
27. Aanbeveling 2001/1 Inzake indexering van de pensioenen in de openbare sector: onderzoeken of de ongelijke behandeling van gepensioneerden die vooraf betaald en gepensioneerden die na vervallen termijn betaald worden, kan/moet gehandhaafd blijven Zie Jaarverslag 2002, p. 180 Zie Jaarverslag 2018, p. 109
28. Aanbeveling 2009/2 Inzake vrijwillige regularisatiebijdragen betaald na de betekening van de pensioenbeslissing en de toekenning na de ingangsdatum van het pensioen van een gelijkstelling die niet onderworpen is aan de betaling van bijdragen: de ambtshalve herziening van het pensioen in de regeling voor zelfstandigen mogelijk maken Zie Jaarverslag 2009, p. 121 Zie Jaarverslag 2018, p. 108
29. Aanbeveling 2011/1 Inzake de termijn waarover het RSVZ beschikt om een beslissing te nemen de wettelijke bepalingen aanpassen zodat het RSVZ, net als de RVP, enkel nog over een termijn van vier maanden beschikt om een beslissing te nemen Zie Jaarverslag 2011, p. 157 Zie Jaarverslag 2018, p. 107
30. Aanbeveling 2012/2 Inzake de cumulatie van een rustpensioen op basis van het gezinsbedrag en een (klein) rustpensioen in de openbare sector toegekend aan de andere echtgenoot: deze cumulatie mogelijk maken in de regeling voor zelfstandigen zoals dit reeds het geval is in de regeling voor werknemers Zie Jaarverslag 2012, p. 119
1. Aanbeveling 2009/1 Inzake de werkelijke ingangsdatum van het pensioen op het ogenblik van de toekenning of op het ogenblik van de betaling: een einde stellen aan de rechtsonzekerheid ingevolge de uiteenlopende interpretaties naargelang het pensioenstelsel Zie Jaarverslag 2010, p. 180 Zie jaarverslag 2013, p. 111
1. Aanbeveling 2010/1 van de Ombudsdienst Pensioenen over de eenheid van loopbaan vindt weerklank en bevestiging in het arrest van het Grondwettelijk Hof 8/2022. Voor wat betreft de concrete uitvoering is er door het RSVZ een advies opgesteld aan het kabinet van de Minister van Middenstand. Op het moment van de redactie van Jaarverslag 2022 wordt gewacht op een oplossing. Zie Jaarverslag 2022, p. 143.
1. Aanbeveling 2000/1 Het invoeren van de wettelijke mogelijkheid om regularisatiebijdragen voor studieperiodes die vrijwillig betaald zijn en die uiteindelijk geen pensioenvoordeel opleveren, terug te betalen Zie Jaarverslag 2002, p. 185 Zie Jaarverslag 2004, p. 166 Zie Jaarverslag 2005, p. 161 Zie Jaarverslag 2006, p. 196 Zie Jaarverslag 2007, p. 174 Zie Jaarverslag 2009, p. 127
2. Aanbeveling 2000/5 Het verduidelijken van het Handvest van de sociaal verzekerde: mogelijkheid of onmogelijkheid om termijnen inzake beslissing en betaling te compenseren Zie Jaarverslag 2000, p. 112
3. Aanbeveling 2001/2 Gewaarborgd minimum pensioen: feitelijke scheiding Zie Jaarverslag 2003, p. 170
4. Aanbeveling 2002/1 Inzake gelijkstelling in de pensioenregeling voor werknemers: na overdracht van de bijdragen van de werknemersregeling naar de openbare sector, de gelijkgestelde periodes in de werknemersregeling blijven berekenen op basis van de werkelijk verdiende lonen als werknemer die ingeschreven waren op de individuele rekening Zie jaarverslag 2002, p. 172
5. Aanbeveling 2002/6 Inzake het supplement minimum in de openbare sector: onderzoeken of de huidige cumulatieregeling voor een winstgevende activiteit als zelfstandige kan/moet behouden blijven. De huidige regeling maakt de uitoefening van een beperkte activiteit als zelfstandige quasi onmogelijk omdat rekening gehouden wordt met het bruto-inkomen als zelfstandige Zie Jaarverslag 2002, p. 176
6. Aanbeveling 2003/4 Inzake de inkomensgarantie voor ouderen (IGO): onderzoeken of de IGO vatbaar moet blijven voor beslag wegens het niet of onvolledig betalen van het onderhoudsgeld aan de uit de echt gescheiden echtgenoot Zie Jaarverslag 2004, p. 161
7. Algemene aanbeveling 2004/5 Inzake de bevoegdheid van de Hoven en de Rechtbanken voor betwistingen in verband met de wettelijke pensioenen: de Arbeidsgerechten ook bevoegd maken voor de ambtenarenpensioenen of rond deze problematiek een haalbaarheidsstudie uitvoeren Zie Jaarverslag 2005, p. 153 Zie Jaarverslag 2010, p. 186
8. Aanbeveling 2008/1 Inzake de verjaringstermijn voor de terugvordering van onverschuldigd betaalde bedragen – Verschillende termijn bij de DOSZ ten opzichte van de termijn bij de andere pensioendiensten – Harmonisering wenselijk Zie Jaarverslag 2010, p. 183
9. Aanbeveling 2008/2 Inzake de wettelijke onmogelijkheid in het pensioenstelsel van de openbare sector om het overlevingspensioen van een eerste echtgenoot opnieuw te bekomen vóór het overlijden van de tweede echtgenoot, zelfs in het geval van echtscheiding – Verschil in behandeling tussen de pensioenstelsels Zie Jaarverslag 2008, p. 197
10. Aanbeveling 2010/1 Inzake de toepassing van het principe van de eenheid van loopbaan: zoals de wet het voorziet toelaten om de minst voordelige overtallige jaren uit de loopbaan weg te laten, ongeacht of deze jaren in het stelsel der werknemers of zelfstandigen gepresteerd werden Zie Jaarverslag 2010, p. 177
10. Aanbeveling 2010/3 Inzake de wijze van het indienen van een aanvraag, de datum van de aanvraag, de ingangsdatum van het pensioen vóór de leeftijd van 65 jaar en de regels inzake de polyvalentie in het stelsel van de DOSZ: de bepalingen van de wet van 17 juli 1963 duidelijk maken zodat er op die vlakken geen juridische onzekerheid meer bestaat Zie Jaarverslag 2010, p. 178
11. Aanbeveling 2012/1 Inzake de ambtshalve toekenning van het rustpensioen als uit de echt gescheiden echtgenoot in de regeling voor werknemers en zelfstandigen: de wetgeving aanpassen zodat de ingangsdatum van dit voordeel altijd vastgesteld kan worden op de eerste dag van de maand volgend op de overschrijving van de echtscheiding in de registers van de burgerlijke stand Zie jaarverslag 2013, p. 141 - Terug aan de aandacht van de wetgever gebracht in het JV 2019, p. 125.
12. Aanbeveling 2015/1 Inzake het ambtshalve onderzoek naar de rechten op een Inkomensgarantie voor ouderen (IGO) voor een gepensioneerde ambtenaar die de leeftijd van 65 jaar bereikt Zie Jaarverslag 2015, p. 91
13. Aanbeveling 2016/1 Betreffende de mogelijkheid tot het opbouwen van pensioenrechten ingevolge de uitoefening van een beroepsactiviteit na de eerste ingangsdatum van een pensioen: opheffen van de discriminatie waardoor sommige gepensioneerden nog pensioenrechten kunnen opbouwen na de ingangsdatum van het pensioen terwijl anderen deze mogelijkheid niet hebben Zie Jaarverslag 2016, p. 99
14. Aanbeveling 2018/1 Inzake inkomensgarantie voor ouderen (IGO): de wijze waarop het toegelaten verblijf van ten hoogste negenentwintig al dan niet opeenvolgende kalenderdagen per kalenderjaar moet geteld worden op duidelijk wijze vaststellen Zie Jaarverslag 2018, p. 107
15. Aanbeveling 2019/1: in alle gevallen de mogelijkheid creëren het Belgisch pensioen met terugwerkende kracht toe te kennen indien het Belgische pensioen ingevolge het bereiken van de pensioenleeftijd niet automatisch werd onderzocht ten gevolge van woonst in het buitenland
16. Aanbeveling 2019/2: Belgisch pensioen overal ter wereld betaalbaar
17. Aanbeveling 2020/1: teneinde het verschil in wetgeving tussen werknemers- en ambtenarenpensioenen betreffende de wijze waarop de door de gepensioneerde terug te betalen bedragen kunnen gecompenseerd worden met pensioenbedragen die door de pensioendienst met terugwerkende kracht uitbetaald worden te harmoniseren.
18. Aanbeveling 2020/2: betreffende de wijziging van de wetgeving over de controle procedure voor het verblijfsbewijs inkomensgarantie voor ouderen (IGO), in het bijzonder dat de gemeente zelf de FPD rechtstreeks op de hoogte brengt van de verschijning van de betrokkene. Dit om ongerechtvaardigde schorsingen te voorkomen zonder tijd te verspillen aan het verzenden en verwerken van het bewijs van verblijf. Dit bespaart de gepensioneerde ook een extra administratieve procedure.
Tenslotte herhaalt de Ombudsman voor Pensioenen zijn aanbeveling om duidelijk te bepalen hoe de duur van het verblijf in het buitenland moet worden berekend en breidt hij deze aanbeveling uit tot de wetgeving inzake gegarandeerd inkomen. Hij beveelt ook aan de wetgeving op dit punt en de sanctie bij overschrijding van het maximale verblijf in het buitenland in de twee verordeningen te harmoniseren
19. Aanbeveling 2020/3: wanneer de IGO weggevallen is door de verhoging van het pensioen (bijvoorbeeld verhoging van het minimumpensioen) de toekenning van de IGO opnieuw automatisch onderzoeken bij de eerst volgende verhoging van het IGO-bedrag.
20. Aanbeveling 2020/4: de wetgeving dient aangepast te worden om elke dubbelzinnigheid weg te nemen en om het gemakkelijker te maken om te bepalen of het totale bedrag van het werkelijk ontvangen pensioen (wettelijk pensioen en extralegaal pensioenkapitaal) al dan niet onder de drempel kan vallen.
21. Aanbeveling 2020/5 Dringende herziening van de statuten van de Ombudsdienst Pensioenen, die volledig achterhaald zijn (wet van 1997!)
22. Aanbeveling 2021/1: Wij bevelen de wetgever aan om het onderscheid tussen de toekennings- en betalingsvoorwaarden en de daaraan verbonden gevolgen duidelijk te definiëren door de hiertoe gebruikte terminologie te uniformiseren.
23. Aanbeveling 2021/2:De Ombudsman beveelt aan de wetgever aan om artikel 11, § 2 van de wet van 2 oktober 2017 betreffende de harmonisering van het in aanmerking nemen van studieperioden voor de berekening van het pensioen zodanig aan te passen dat een antwoordtermijn wordt voorzien waarbinnen de aanvrager zijn keuze van het aantal maanden dat hij wenst te regulariseren kenbaar moet maken aan de FPD, zo niet vervalt de aanvraag. Het College meent dat het aan de wetgever is om te bepalen wat als een redelijke antwoordtermijn kan worden aanzien.
24. Aanbeveling 2021/3: De Ombudsman Pensioenen beveelt aan om artikel 6, 3° van de wet van 1 maart 1977 aan te passen zodat alle gepensioneerden voortaan vanaf de maand volgend op het bereiken van het indexcijfer een verhoging van hun pensioen bekomen.
25. Officiële aanbeveling 2021/4: De Ombudsdienst Pensioenen beveelt aan de FPD aan om bij het pensioenonderzoek ingevolge een feitelijke scheiding, niet enkel op aanvraag doch ook bij een ambtshalve onderzoek wanneer de Federale Pensioendienst op de hoogte wordt gebracht van de feitelijke scheiding, de pensioenuitbetaling vanaf de eerste dag van de maand die volgt op de feitelijke scheiding te herzien.
26. Aanbeveling 2022/1: Wij bevelen de wetgever aan om na te gaan of de ontslagcompensatievergoeding niet dient opgenomen te worden in de limitatieve lijst van uitzonderingsgevallen waarin gedurende het eerste jaar van het pensioen wel een vakantiegeld wordt toegekend.
27. Aanbeveling 2022/2: Wij bevelen de wetgever aan om de betalingsvoorwaarden van de bijzondere bijslag zelfstandige aan te passen aan de gewijzigde toekenningsvoorwaarden van het minimumpensioen als zelfstandige in 2014.